Lokale heffingen

OZB

De heffingsgrondslag voor de onroerendezaakbelastingen (OZB) is de totale WOZ-waarde van de onroerende zaken, oftewel de WOZ-capaciteit. Deze wordt vastgesteld volgens de regels van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor 2020 gelden de WOZ-waarden met als waardepeildatum 1 januari 2019. De OZB wordt berekend naar een percentage van de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Basis voor de ontwikkeling van deze percentages (in casu tarieven) zijn de begrote OZB-opbrengsten, de inflatiecorrectie, de verwachte waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen en de verwachte leegstand bij gebruik niet-woningen.

Tariefsaanpassing 2020
Met de Kadernota 2020 is de inflatiecorrectie vastgesteld op 1,3%. Om de OZB-opbrengsten van het bestaande areaal daadwerkelijk met 1,3% te laten stijgen, houden we rekening met een correctie voor de waardeontwikkeling en voor gebruik niet-woningen met leegstand. De WOZ-waardeontwikkeling van 1 januari 2018 naar 1 januari 2019 is, door Gemeentebelastingen en Basisinformatie Drechtsteden (GBD), voor woningen geprognosticeerd op 9,0% en voor niet woningen op 2,0%.

Vervangen macronorm OZB door benchmark lokale lasten
Om onevenredige stijging van de collectieve lastendruk te voorkomen heeft het Rijk vanaf 2007 tot en met 2019 een beperking gehanteerd op de stijging van de OZB-opbrengst van alle gemeenten samen in de vorm van een macronorm. Deze norm hield in dat de opbrengst van de OZB van alle gemeenten samen niet meer mocht stijgen dan de reële trendmatige groei van het bruto binnenlands product plus de prijsontwikkeling. De macronorm is al langer onderwerp van discussie. Met de 'Evaluatie systematiek macronorm onroerende zaakbelasting' (2014) is uiteindelijk geconcludeerd dat de macronorm geen effectief beheersingsinstrument is gebleken. Het kabinet vond de in dit rapport opgenomen alternatieven voor de norm toen echter onvoldoende uitgewerkt om meteen te besluiten tot het afschaffen hiervan.

Gezamenlijk overleg tussen het Rijk en de VNG heeft nu geresulteerd in de introductie van een benchmark vanaf 2020, zo schrijft minister Ollongren eind april 2019 aan de Tweede Kamer, waarin naast de OZB ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken. De invoering van de benchmark, die zal worden samengesteld door het COELO en opgenomen in de Atlas van de lokale heffingen, past goed binnen de autonome beleidsbevoegdheid van gemeenten ten aanzien van de lokale heffingen. Aan de hand van de gegevens uit de benchmark kan, tijdens het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bovf), het gesprek gevoerd worden over de ontwikkeling van de lokale lasten.